Vrijwilligerswerk is de kurk waar de lokale gemeenschap op drijft. Wie zijn die vrijwilligers op Sterksel? Wij spraken met Wies de Haan-Dijker.
Wies (1951) is geboren en opgegroeid in Moergestel, als middelste in een gezin met drie kinderen. Wies: ‘Ik zoek ook altijd en overal het midden, ben een échte weegschaal, heb een hekel aan ruzie.’ Haar vader is Jan Dijker, monumentaal kunstenaar en glazenier, geboren in Den Helder. Hij werkte vooral in opdracht, maakte na de oorlog veel glas in lood ramen in kerken en later ook steeds meer ander werk in de openbare ruimten, scholen, ziekenhuizen en dergelijke. Vrij werk maakte hij vooral tijdens zijn (zee)reizen. Hij had een mooi leven. Ik denk dat ik mijn belangstelling voor reizen en andere culturen wel van hem heb. Die voor dieren en geneeskunde komt vast van mijn moeder, Wiesje Dijker-Lobach. Zij was nog maar nauwelijks afgestudeerd toen haar vader, huisarts in Udenhout, plotseling overleed en ze ineens die hele praktijk moest waarnemen. Daarna specialiseerde ze zich tot kinderarts, werkte in een ziekenhuis, voor consultatiebureaus en bij GGD.
Wil je iets over je jeugd vertellen? ‘Ik heb een geweldig leuke jeugd gehad. In Moergestel woonden we in een heerlijk huis met een enorme tuin, grote kastanje- en beukenbomen, tuinhuisje, vijver, bosjes, pony, ezel, schapen, kippen, konijnen, hond, enzovoorts. Er kwamen altijd vriendjes en vriendinnetjes spelen, iedereen was welkom. We deden van alles: spelen in de zandbak, schommelen, voetballen, hockeyen, tennissen, pony- en ezel rijden, pianoles volgen en ballet. Ik was nergens speciaal goed in, maar heb altijd veel gelachen en heel veel plezier gehad.
Op de fiets gingen we van Moergestel naar het Theresialyceum in Tilburg, toen nog een meisjesschool. In de eerste jaren waren we verplicht in uniform. Daarna ben ik in Utrecht diergeneeskunde gaan studeren. In het eerste jaar al kwam ik daar Henk tegen. We raakten bevriend en we zijn in 1977 getrouwd. Voor het afstuderen kregen we de kans om drie maanden waar te nemen in een orang-oetan onderzoeks- en rehabilitatiecentrum op Sumatra, Indonesië. Daar kregen we de smaak te pakken van wonen en werken in het buitenland.’
Wanneer en waarom ben je naar Sterksel gekomen? ‘We hadden nog nooit van Sterksel gehoord tot, begin 1977, heel toevallig, een wijnimporteur uit Tilburg - toen eigenaar van de Sint Jorishoeve - op zoek was naar huurders die bereid waren om er acuut uit te gaan als hij plotseling zou besluiten om het huis te verkopen, antikraak dus eigenlijk. Nou, dat wilden we wel! Zo kwamen we vanuit een kamer in Utrecht ineens terecht in een groot huis aan de Pandijk, met tuin, schuur, weitje, schapen, kippen, hond, katten. We vonden werk, deden waarnemingen in de buurt, leerden buren kennen, collega’s, maakten vrienden, werden lid van de tennis en hadden het uitstekend naar de zin, maar toen we de kans kregen om allebei aan het werk te gaan in een veterinair project van de FAO (UNDP) in Argentinië, konden we niet anders dan daarvoor kiezen. Een prachtige ervaring, boeiend werk en ook daar kregen we snel vrienden. We hadden er graag langer willen blijven, maar dierenarts Gert-Jan Molenkamp wist ons over te halen om terug naar Nederland te komen en te gaan werken in de praktijk in Heeze. We zouden een huis kunnen huren aan de Vlaamseweg.
Zo woonden we begin 1980 opnieuw in Sterksel, voor een paar jaar misschien, dachten we toen, maar dat liep anders. Los van een paar kortere contracten (Tanzania, Zambia, Cambodja), bleven we hier en schoten ongemerkt wortel aan de Vlaamseweg. Vooral toen de kinderen hier in Sterksel naar school gingen, leerden we steeds meer mensen uit de Sterkselse gemeenschap kennen. Dat er een school is op Sterksel scheelt alles. Zonder dat zouden we vooral georiënteerd gebleven zijn op Heeze.
Twee jaar geleden zijn we verhuisd naar de Steenuildreef op de Kloostervelden, een superlocatie, met hele fijne buren, en reeën en fazanten aan de deur.
Onze beide zoons wonen dicht in de buurt. Gijs met zijn vrouw Elke, zoon Tijn, dochter Roos en diverse huisdieren, woont nu in “ons oude huis” aan de Vlaamseweg. Dirk woont in Heeze, met Iris en hun dochtertje Fie. Zo kunnen we (on)regelmatig op onze kleinkinderen passen, of anders wel op de hond en dat is echt fijn.’
Dit interview gaat over vrijwilligerswerk. Waarom doe je dat eigenlijk?
‘Allebei vonden we het altijd al, als student in Utrecht en later ook hier als lid van een club of vereniging, vanzelfsprekend en leuk om dan ook actief te zijn in een bestuur of een commissie, iets te organiseren. En met kinderen die naar school gaan en gaan sporten, doe je al gauw iets bij een sportclub of kom je in de ouderraad.
Met de bewoners van de Vlaamseweg hebben we ons in die tijd hard gemaakt voor veiliger fietsen. Een vrij liggend fietspad is er niet gekomen, maar wel een nieuw wegdek met fietsstroken, drempels en graskeien in plaats van gaten en scherpe randen. Het heeft ook de onderlinge band in de buurt versterkt. De buurtvereniging ontstond.
Ik ben vrijwilliger in de dorpswinkel. Eerder sneed Henk daar brood. Toen hij daarmee stopte ben ik er begonnen met vakken vullen op woensdagochtend. Dat doe ik nog steeds en met heel veel plezier. Ik zou het niet willen missen. Altijd gezellig, goede sfeer, leuke collega vrijwilligers, die je anders misschien nooit had ontmoet.’
Wies is lid van de Dorpsraad, van de werkgroep Wonen Welzijn Zorg (WWZ). ’Ik ben er een beetje ingerold via een enquête in verband met een project van de dorpsraad in samenwerking met het PON uit Tilburg. In het kader van de leefbaarheid werd onderzocht wat er op Sterksel nodig zou zijn om de gemeenschap zo goed mogelijk te laten functioneren. Naast een schriftelijke enquête werd een aantal mensen ook geïnterviewd en ik werd als interviewer gevraagd. Zo werd ik lid van de dorpsraad en van het een kwam het ander. Ik stond versteld van wat de dorpsraad allemaal deed en voor elkaar had gekregen, alleen al op het gebied van milieu en infra, voorkomen van overlast van vrachtverkeer, Poort 43, etc. Met de werkgroep wonen, welzijn en zorg was er genoeg te bedenken en te doen.
Toen ik er net bijkwam was er gedoe over kinderopvang. Ouders wilden graag opvang op Kloostervelden. Er kwamen ook statushouders in Sterksel wonen. Het idee voor een ‘minibieb’, een gratis open boekenkast in de dorpswinkel, ontstond. Toen kwam de vraag of we de bibliotheek nieuw leven in zouden kunnen blazen. We gingen voor een volwaardig bibliotheekpunt in het dorpshuis, het zou ook een informatie- en ontmoetingspunt moeten zijn. Landelijk hadden we de wind mee. De bieb kwam terug in beeld als ontmoetingspunt, RABO was bereid financieel bij te dragen.’
Graag wilden we de nieuwe bewoners welkom heten in ons dorp. Zij moeten zich hier snel thuis voelen, vinden we. Daarom organiseren we jaarlijks een welkomstdag. Iedereen, die in het voorbije jaar op Sterksel is komen wonen, wordt uitgenodigd om kennis te maken, met ons, met het dorp, de verenigingen en met andere nieuwe inwoners. De dag is zeer informeel en we lunchen gezamenlijk. Ook op deze dag ontstaan nieuwe contacten. Wanneer een nieuwe inwoner op Sterksel wordt gesignaleerd, ontvangt hij van zijn buurtcontactpersoon een welkomstpakket met daarin informatie over Sterksel en over de verenigingen en stichtingen.
Later kwam ‘de Huiskamer’, de zadenbieb, de projecten wandelmaatje en duo-fiets, het voorlezen voor kinderen met hun ouders of grootouders. De Huiskamer is drie ochtenden in de week open en toegankelijk voor iedereen. Dit alles met het doel om gelegenheid te geven elkaar te ontmoeten.
Meestal was niet meer nodig dan hulp bij de start, ideeën uitwerken en dan als het kan realiseren. Ik probeer en hoef alleen maar als een spinnetje alles een beetje aan elkaar te weven - een overlegje hier, een bijeenkomst daar, met gemeente, andere zorgwerkgroepen, werkgroep bibliotheek, duo fiets, breiclub, etc. Soms moet er iets verdedigd worden, soms voorkomen worden dat iets zomaar verdwijnt, soms is er geld nodig.
Eenmaal op gang lopen al die werkgroepjes en projecten zelfstandig door, dankzij enthousiaste (multi)vrijwilligers die er hier altijd weer zijn. Ongelofelijk! Zij doen het echte werk.
Super belangrijk is het sociale netwerk van buurtcontactpersonen en het zorgnetwerk. Het bestond al toen ik bij de dorpsraad kwam en het is er nog steeds. Inmiddels zelfs uitgegroeid tot een groep van meer dan dertig vrijwilligers, die zich inzetten voor zorg en welzijn op maat. Een goed team waarvoor we elk half jaar bijeenkomsten organiseren, voor teambuilding, om ervaringen uit te wisselen, ergens iets over te leren. We zoeken dan naar een actueel thema en nodigen daarvoor deskundigen uit, van Cordaad Welzijn, GGD, GGZ, of van collega zorgwerkgroepen.
Het is een prachtig netwerk, kleinschalig, dichtbij, laagdrempelig en niet opdringerig, met respect voor privacy. Zij lossen kleinere problemen vaak zelf al op en anders weten ze de weg te vinden naar een goede oplossing. Als het nodig is met hulp van het zorgnetwerk. Op die manier hopen we te voorkomen dat er iemand ongewild alleen is, alleen voor problemen staat, of buiten de boot valt.
Eenzaamheid bestrijden is een heel moeilijke, complexe uitdaging, soms onmogelijk. Maar zonder fysieke plekken waar je elkaar kunt ontmoeten, kun je het bij voorbaat al vergeten. Dat is een eerste vereiste, daar kun je mee beginnen. Dus dat proberen we, her en der, binnen en buiten ontmoetingsplekken te behouden of te creëren. Plekken waar je elkaar tegenkomt, makkelijk een praatje maakt: bij de school, dorpswinkel, dorpshuis, speelplaats, een tuin of gewoon een simpel bankje. ‘Je hoeft maar 2 minuten op het bankje voor de winkel te zitten of je wordt al aangesproken.Nog een laatste toevoeging? 'Als je eenzaamheid wilt bestrijden, begin dan met het behouden en creëren van fysieke ontmoetingsplekken.'
Meer vrijwilligers in beeld >>>