.jpg)
Vrijwilligerswerk is de kurk waar de lokale gemeenschap op drijft. Wie zijn die vrijwilligers op Sterksel? Wij spraken met Henk Bax.
Henk, hoe ben je op Sterksel terechtgekomen? ‘Ik ben in 1947 geboren in Sterksel, als eerste uit een gezin met zes kinderen, drie jongens en drie meisjes.’
Wil je iets over je ouders vertellen?
‘Mijn vader is Martinus (Tinus) Bax, geboren in Leenderstrijp, in een gezin met elf kinderen. Zijn beroep was boer. Hij had een gemengd agrarische bedrijf met koeien, varkens, kippen en landbouw.
Mijn moeder is Johanna (Jans) Koller, afkomstig uit Achterveld bij Amersfoort. Zij was huisvrouw en boerin. In 1927 is ze op 15 jarige leeftijd naar Sterksel gekomen.’
Heb je het vrijwilligerswerk van thuis uit meegekregen? ‘Nee. Mijn ouders waren wel heel sociale mensen met veel kennissen, maar zonder bestuursbaantjes, met uitzondering van mijn moeder. Zij heeft een aantal jaren in het bestuur van de boerinnenbond gezeten. De boerinnenbond is later Vrouwen van nu geworden. Tegenwoordig heet de vereniging Vrouwen op Sterksel. Deze club is geheel zelfstandig en geen onderafdeling meer van een landelijke organisatie, zoals vroeger.’
Zijn er bijzonderheden m.b.t. tot de familie? Wat voor gezin waren jullie?
‘Wij waren net als zoveel gezinnen in die tijd: 12 in een dozijn. Alhoewel. Oma Koller heeft altijd bij ons ingewoond. Zij was nadrukkelijk aanwezig en liet niet na om zich met het gezin te bemoeien, als ze dat nodig vond. Ook ome Job, de jongste broer van mijn moeder woonde bij ons in. Hij werkte tot aan zijn dood samen met mijn vader bij ons op de boerderij. Gelukkig was mijn vader een makkelijke man. Luxe kenden we niet, maar we zijn nooit iets tekort gekomen en we hebben het altijd goed van eten en drinken gehad.
Een kleuterschool was er niet op Sterksel. We gingen te voet, of op de klompen, met neefjes en nichtjes Koller en Van Cranenbroek, vanaf het Chijnsgoed, dat toen nog de Ontginning heette, naar de lagere school.
Na de lagere school ben ik naar de landbouwschool in Maarheeze gegaan en vervolgens ging ik naar de avond MULO in Eindhoven. Dat was, in combinatie met hele dagen werk, niet gering. We kregen veel huiswerk. Later heb ik via studieclubs mijn vakmanschap altijd op peil gehouden. Tijdens de landbouwschool ben ik, 13 jaar oud, op het pluimveebedrijf van Jan Kemperman gaan werken. Jan was een goede werkgever. Hij stimuleerde mij om te leren en om bij de fanfare te gaan. In 1976 ben ik voor mezelf begonnen met het mesten van pluimvee en ik ben gestart als tuinbouwer met witlof, asperges en later ook met suikermais. Naast de werkzaamheden thuis, was ik 5 jaar chauffeur bij Campina.’
Sport, hobby’s, verzamelingen? ‘Ik heb nooit liefhebberij in sport gehad. Het interesseert me niet. Hierbij moet ik een uitzondering maken: de duivensport. De sportbijlage van de krant leg ik ongeopend opzij. Toen ik en jaar of veertien was ben ik bij de jonge boerenstand gegaan. Daar werd elke week fanatiek gesport en we deden mee aan regionale wedstrijden. Toen de organisatie veranderde in Katholieke Plattelandsjongeren (KPJ) ben ik ermee gestopt. Ik voelde me er niet meer thuis. In 1961, ik was toen 14 jaar, ben ik lid geworden van de fanfare (Muziekvereniging De Heerlijkheid Sterksel) en dat ben ik nog steeds. Ik moest me aanmelden bij Jan Frissen, ene goeie mens en een gouden kracht voor de vereniging. Hij was zo’n beetje voorzitter, secretaris en penningmeester tegelijk. Ik heb hem nooit boos gezien en hij was de goedheid zelve. We kregen les van Harry van Gerwen, drie kwartier voordat de repetitie van de fanfare begon. Ik ben begonnen met bugel. Daarna werd het een aantal jaren trombone en tuba. Goed meespelen met de fanfare lukt helaas niet meer. De leeftijd speelt parten. Als de muziekvereniging ernaar vroeg heb ik altijd met de repetities van de jeugd meegespeeld. Leuk om te doen.
In september 1971 ben ik getrouwd met Toos van Heugten uit Someren. Thuis hadden zij een tuinbouwbedrijf en ik heb haar, bij wijze van spreken, tussen de asperges leren kennen. Toos heeft altijd meegewerkt is nu nog zeer actief. We hebben een grote tuin met asperges en allerlei soorten groenten. Een mooie hobby, maar ook zwaar werk. De jaartjes beginnen te tellen.
We hebben drie kinderen. Annemarie is de oudste en woont met partner en kinderen naast ons. Zij werkt als onderwijskracht bij de Berkenschutse op Kempenhaeghe. Als vrijwilliger helpt ze bij de organisatie van de kledingbeurs in Sterksel en in de dorpswinkel. José woont met partner en kinderen in Groningen. Zij werkt bij de Gemeente Groningen aan projecten op het gebied van groenvoorzienig. Onze Martijn woont met zijn gezin is Steenwijk. Hij is planner bij Wärtsilä. Dat is een internationaal technologiebedrijf dat vooral bekend is om zijn maritieme producten en diensten, zoals scheepsmotoren, voortstuwingssystemen en energieoplossingen voor schepen.’
Jij hebt ook duiven? ‘Sinds zo’n 20 jaar ben ik een fanatieke duivenliefhebber met tientallen en soms wel meer dan 100 duiven. Vorig jaar, ik was toen 77 jaar oud, heb ik het beste wedstrijdseizoen ooit gehad. Zoiets is alleen maar mogelijk in de duivensport. Mijn duif met ringnummer NL 1-1321851 was de beste van onze vereniging De Grenspost op de Vitesse vluchten. Dat gaat om de korte afstanden. Het zijn de sprinters die elke week fit moeten zijn. Daar ben ik echt trots op. Bij de Grenspost spelen liefhebbers uit Cranendonck en Heeze-Leende in verenigingsverband samen in een serieuze competitie. En in de nacompetitie werd ik eerste bij de jonge duiven. 2024 was voor mij een topjaar.’
Waarom woon je nog op Sterksel? ‘Op Sterksel heb ik de mogelijkheid gekregen om een agrarisch bedrijf te beginnen en ons Toos en ik hebben het hier altijd goed naar onze zin gehad, met familie en veel kennissen in de buurt.’
Vrijwilligerswerk, waarom doe je dat? ‘Daar heb ik eigenlijk nooit over nagedacht. Je rolt er gewoon in. Ik ben graag concreet met dingen bezig, dingen maken, oplossingen uitvoeren. Dat is mijn ding. Ik ben geen lezer, maar houd van dingen doen. Ik wil graag mensen helpen. Dat is beter dan geholpen moeten worden.
Bij welke verengingen doe je vrijwilligerswerk of heb je vrijwilligerswerk gedaan en waarom? ‘Een morgen in de week breng ik brood vanuit de winkel naar Kempenhaeghe en naar de Kloostervelden. Daar hebben ze me voor gevraagd. En als ze een keertje vastzitten en ik kan helpen door een extra dienst te draaien, dan doe ik dat.
Bij de muziekvereniging heb ik een jaar of veertien in het bestuur gezeten. Bij ons was veel materiaal opgeslagen en ik ben lang lid geweest van de activiteitencommissie. Dat betekende overal hand- en spandiensten leveren. We hadden een grote tent voor onze activiteiten, die geregeld werd verhuurd.
Dat leverde mooie inkomsten op voor de vereniging. Het opbouwen en afbreken werd een serieus probleem. De commissieleden werden ouder en jongeren waren overdag niet altijd beschikbaar.
Een aantal jaren ben ik medeorganisator geweest van een agrarische studieclub op het gebied van de aspergeteelt. Op een geven moment hadden we meer dan 70 leden die via onze vereniging de ontwikkelingen volgden. Deze activiteiten zijn later overgenomen door de ZLTO (Zuidelijke Land en Tuinbouworganisatie).
In mijn diensttijd 1967 / 1968 was ik ingedeeld bij de commando’s. Ik kijk er met veel plezier op terug. Het was een club mensen, waar je van op aan kon. Door dik en dun. Met een aantal van hen heb ik nog steeds goede contacten, maar het clubje wordt helaas steeds kleiner. Bij overlijden van een lid zorgen wij voor de erewacht. Elke vijf jaar hebben we een reünie en elk jaar leggen we als afgevaardigden van ons peloton een krans bij de Dodenherdenking.
In 1984 waren ons Toos en ik het prinsenpaar van Carnavalsvereniging De Ossedrijvers in Sterksel. Ik carnaval wel een beetje in mijn bloed zitten en ik voel me tot aan de dag van vandaag echt betrokken bij de Ossedrijvers en haar leden. Samen met Toos ben ik veel op pad geweest en hebben we met de carnaval mooie tijden beleefd. Toen onze buren Johan en Helga prinsenpaar waren, was ik adjudant.
Wat ik in Sterksel echt bijzonder vind, is dat er vaak weinig of geen trammelant binnen de verenigingen is. Er wordt niet op de man gespeeld. Er is respect voor elkaar en mensen zijn bereid om elkaar te helpen. Belangrijk is, dat je dingen kunt doen waar je goed in bent en dat we de dingen samen doen en al het werk niet op een paar schouders terecht komt.’
Nog een laatste woord? ‘Dat is dan een woord van dank aan Toos. Ondanks dat we het altijd druk hebben gehad, heb ik altijd alle ruimte van haar gekregen. En nu nog.’
Meer vrijwiligers in beeld >>>